Evangelie van de dag
Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 21, 1-19
Er waren bijeen: Simon Petrus, Tomas, die ook Didymus genoemd wordt,
Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedëus en nog twee van zijn leerlingen.
Simon Petrus zei tot hen: ‘Ik ga vissen.’ Zij antwoordden: ‘Dan gaan wij mee.’
Zij gingen dus op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets.
Toen het reeds morgen begon te worden, stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was.
Jezus sprak hen aan: ‘Vrienden, hebben jullie soms wat vis?’ ‘Neen,’ antwoordden ze.
Toen zei Hij hun: ‘Werpt het net uit rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.’ Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen.
Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: ‘Het is de Heer!’ Toen Simon Petrus hoorde
dat het de Heer was, trok hij zijn bovenkleed aan ‑ want hij droeg slechts een onderkleed ‑ en sprong in het meer.
De andere leerlingen kwamen met de boot, want zij waren niet ver uit de kust,
slechts tweehonderd el, en sleepten het net met de vissen achter zich aan.
Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd met vis er op en brood.
Jezus sprak tot hen: ‘Haalt wat van de vis, die gij juist gevangen hebt.’
Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen,
honderddrieenvijftig stuks, en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet.
Jezus zei hun: ‘Komt ontbijten.’ Wetend dat het de Heer was, durfde geen van de leerlingen Hem vragen: ‘Wie zijt Gij?’
Jezus trad dichterbij, nam het brood, en gaf het hun, en zo ook de vis.
Dit nu was de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan.
Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: ‘Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij meer lief dan dezen?’
Hij antwoordde: ‘Ja Heer, Gij weet, dat ik U bemin.’ Jezus zei hem: ‘Weid mijn lammeren.’
Nog een tweede maal zei Hij tot hem: ‘Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief? ‘,
waarop deze antwoordde: ‘Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.’ Jezus hernam: ‘Hoed mijn schapen.’
Voor de derde maal vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?’
Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: ‘Hebt ge Mij lief?’
en hij zeide Hem: ‘Heer, Gij weet alles: Gij weet dat ik U liefheb.’ Daarna zei Jezus hem: ‘Weid mijn schapen.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: toen ge jong waart, deed ge zelf uw gordel om en ging waarheen ge wilde,
maar wanneer ge oud zult zijn, zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt.’
Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor hij God zou verheerlijken. En na deze woorden zei Hij hem: ‘Volg Mij.’
Jezus laat Petrus pas de leiding over Zijn schapen nadat Hij er zeker van is dat Hij van hem houdt. Een paar dagen eerder had hij Hem verlaten en Hij moet er zeker van zijn dat dit niet met Zijn schapen zal gebeuren.
Daartoe nodigt de Heer Petrus uit om 3 keer zijn liefde voor de Heer te verklaren in het bijzijn van de discipelen, nadat hij Hem 3 keer voor vele getuigen had verloochend.
Om voor de schapen van de Heer te kunnen zorgen, moet men eerst de Heer van de schapen innig liefhebben.
Toegepast op het getrouwde leven:
Mark: Ik maak me zorgen dat ik niet zoveel van jou kan houden als de Heer van mij verwacht.
Paula: Het is een heel goed teken dat je erover nadenkt, want het laat je liefde voor de Heer zien. Je wilt Hem voor niets in de wereld tekort doen en dat heet liefde. Als je van Hem houdt, zul je van mij houden omdat je weet hoeveel Hij van mij houdt.
Mark: Dat troost me, want het is waar dat ik heel veel van de Heer houd, wat niet het geval was toen we trouwden.
Moeder,
U weet alles. U weet hoeveel ik van mijn echtgenoot hou en hoeveel ik van mijn Heer hou. Hem zij de glorie en de lof voor altijd.