Dagelijks archief: 4 november, 2025

“Totdat ze binnenkomen”. Commentaar voor echtparen Lucas 14, 15-24

Evangelie van de dag

Lezing uit het heilige evangelie volgens Lucas

In die tijd zei een van de tafelgenoten tot Jezus: 
‘Gelukkig al wie zijn maaltijd zal houden in het Rijk Gods.’
Jezus vervolgde: ‘Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit.
Op het uur van de maaltijd zond hij zijn dienaar om aan de genodigden te zeggen: Komt, alles is gereed.
Maar zij begonnen zich allen opeens te verontschuldi­gen. De eerste liet hem zeggen: 
Ik heb een akker gekocht en moet die noodzakelijk gaan bekijken; 
ik verzoek u mij wel te willen verontschuldi­gen.
Een tweede zei: Ik heb vijf span ossen gekocht en moet ze gaan proberen; 
ik verzoek u mij te willen verontschuldigen.
Weer een ander: Ik ben zo pas getrouwd; daarom kan ik niet komen.
Bij zijn thuiskomst bracht die dienaar dat alles aan zijn meester over. Nu ontstak de heer des huizes in toorn 
en beval aan zijn dienaar: Haast je naar de straten en stegen van de stad en breng de armen,
gebrekkigen, blinden en kreupelen hier binnen.
Toen de dienaar hem zei: Heer, wat gij bevolen hebt is gebeurd, en nog is er plaats,
droeg de heer zijn dienaar op: Ga naar de wegen en de binnenpa­den 
en nodig de mensen dringend uit binnen te komen, want mijn huis moet vol worden.
Ik zeg u: Geen enkel van de mannen die het eerst genodigd waren, 
zal van mijn feestmaal proeven.’
Woord van de Heer.

“Totdat ze binnenkomen”

Uw Woord is levend en scherp als een zwaard! U spreekt zonder versieringen, want in U is geen dubbelhartigheid en de tijd dringt, en Uw Hart brandt van verlangen dat wij de waarheid kennen: dat wij geschapen zijn door Liefde en voor Liefde, en U roept ons onophoudelijk: “Blijf aandringen totdat zij binnenkomen…” Wij zijn geboren voor U, eeuwige God, en buiten U wordt alles vermoeiend en leeg. Maar hoe doof is het menselijk hart! Het blijft volharden om buiten U te leven. Uw oproep is niet bedoeld om ons een last op te leggen, maar om ons uit te nodigen voor een groot feestmaal. Om ons te vervullen met genade en zegeningen. Maar wij begrijpen het niet. We horen, maar we luisteren niet, en we antwoorden in een sluimertoestand: “Ik kan niet, ik heb veel te doen, ik heb geen tijd”. En terwijl U, Vader, met oneindige tederheid de tafel dekt en wacht, zeggen wij, bezig met wat vergaat, heel beleefd: “Vergeef me, Heer”, ik kom niet. Wat een blindheid van de ziel! We zoeken het leven in wat sterft, zonder te beseffen dat we leven door te sterven. Uw Vaderhart is ontroerd en waarschuwt ons, met de helderheid van iemand die wel ziet, dat er een dag zal komen, we weten niet wanneer, waarop we uit deze wereld zullen worden weggerukt: “En ik zeg u dat geen van die genodigden mijn feestmaal zal proeven”. Het definitieve feestmaal is “morgen”, maar ‘vandaag’ is het moment van het ja. Laten we de excuses, het lawaai, de afleidingen achterwege laten, ijdelheid der ijdelheden is alles buiten U. Laten we tegen de Vader zeggen: “Ja, ik wil gehoor geven aan uw oproep; ja, ik wil mij door U laten liefhebben, ik wil mij bekeren, ik wil liefhebben”. Dan zul je zien hoe dat feestmaal in dit leven wordt voorgegrepen en alles verandert: je huwelijk, je gezin, je leven, zelfs de pijn… alles wordt een plaats van ontmoeting en gemeenschap met U, Heer. Lieve Vader, wacht op ons, we komen eraan! Blijf op ons wachten, blijf roepen, ik zal iedereen bij U roepen, word niet moe, wees niet bedroefd, we komen eraan, Vader, we komen eraan.

Toegepast op het huwelijksleven

Die avond had Maria een heel bijzonder diner bereid. Haar man Manuel zou na een paar dagen reizen binnen enkele minuten thuiskomen en ze wilde hem en haar kinderen verrassen. Ze was naar de markt gegaan, had het beste uitgekozen, had meer uitgegeven dan gewoonlijk, maar het was het waard. Ze deed de lichten in de eetkamer uit en stak kaarsen aan, zette muziek op, alles was met liefde bedacht, gekookt en gedaan. Ze riep vrolijk: Kinderen, het eten is klaar, kom maar, papa komt zo! Ze hoorde niets en ze riep nogmaals: Kinderen, kom maar, papa komt zo, eten! Maar de ene antwoordde: “Ik heb geen honger!” Een andere: “Ik ben aan het studeren!” Een andere: “Ik ben aan het gamen!” En de laatste: “Ik ben aan het bellen!” Maria bleef alleen en verward achter aan de verlichte tafel. Toen voelde ze de verleiding om op te geven, de kaarsen uit te blazen en te zeggen: “Ik ga niet aandringen, laat ze maar doen wat ze willen, ze waarderen niets.” Maar plotseling klonken in haar hart die woorden uit het Evangelie: “Blijf aandringen totdat ze binnenkomen…” In de stilte begreep ze dat de Vader Zijn pijn met haar deelde: de pijn van het bereiden van een feestmaal van liefde en vervolgens afgewezen te worden. En in haar hart klonk een: ik hou van je, Vader! Ik wil gehoor geven aan je oproep, en ik zal samen met jou blijven roepen, zonder moe te worden, totdat mijn hele familie ja tegen je zegt. Toen stond ze op en ging ze één voor één de kamers langs. Ze kwam met een glimlach binnen, streelde het haar van elk kind, gaf ze een kus en fluisterde: “In de woonkamer is een verrassing voor jullie.” De kinderen gingen nieuwsgierig een voor een naar boven. En toen ze de verlichte tafel zagen, de warmte van de open haard, de geur van brood, de glimlach van hun moeder… raakte iets hen. Ze gingen zitten en wachtten op hun vader terwijl ze bewonderden wat hen te wachten stond en wat ze bijna hadden afgewezen. Maria keek hen met grote tederheid aan en vroeg in de stilte van haar hart aan de Vader: dank u dat u niet moe wordt mij te roepen.

Moeder,

U bent “haastig” de berg opgeklommen, laten wij niet talmen met het JA op de roeping van God. Help ons, Moeder!