Categoriearchief: Sin categoría

Maak het ons gemakkelijk. Commentaar voor echtparen: Johannes 6, 35-40

Evangelie van de dag

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 6, 35-40

In die tijd zei Jezus tot de menigte: ‘Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen.
Maar Ik zei u reeds, dat, hoewel gij Mij hebt gezien, gij toch niet gelooft.
Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik niet buiten­werpen.
Ik ben immers uit de hemel neerdgedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft;
en dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft, dat Ik niets van wat Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag.
Dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit; en ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.’
Woord van de Heer.

Maak het ons gemakkelijk.

Laat niemand van ons verloren gaan. Dit is Uw wil, Vader, en zo is Uw wil Jezus. Is het niet Uw wil dat ik doe wat ik wil? Nou, ik hoef er niet meer naar te zoeken. Voor mij is het duidelijk: laat niet één van hen die U mij gegeven hebt verloren gaan. Mijn echtgenoot en ook onze kinderen, broers en zussen, ouders… En al die huwelijken die U oproept via het Project van de Echtelijke Liefde. Ben ik bereid om mezelf te geven zodat mijn echtgenoot niet verloren gaat? Ja! En de anderen? Ja!
Dat zeg ik tegen U, Heer. Ja! Reken op mij voor alles wat nodig is en geef me de genade om het te doen.

Toegepast op het getrouwde leven:

Manu: Schat, ik begrijp dat ik het je vaak niet gemakkelijk maak en dat is onvergeeflijk.
Carol: Eens kijken, ik wil trouw zijn aan de Heer. Ik wil dat we bij Hem en in Hem zijn. En jij zou daar mijn adequate hulp bij moeten zijn. Het is waar dat je het me soms niet bepaald gemakkelijk maakt. Ik begrijp dat we in veel moeilijke omstandigheden leven, maar juist daarin moeten we elkaar helpen en het elkaar gemakkelijk maken. We zouden elkaar zelfs moeten aanmoedigen.
Manu: Ja, dat begrijp ik en je hebt gelijk. Ik zou niet degene moeten zijn die jouw onrust beïnvloedt, maar integendeel, ik zou degene moeten zijn die jou helpt om het te beleven in de aanwezigheid van de Heer. Maar vandaag wil ik Ja zeggen! Ja tegen de Heer en ja tegen jou. Ik wil je adequate hulp zijn, zodat je heiligheid bereikt.

Moeder,

Wij behoren Christus toe en Hij zal niet toestaan dat we verloren gaan. Bescherm ons mijn God wij vertrouwen op u.

Honger ja. Commentaar voor echtparen: Johannes 6, 30-35

Evangelie van de dag

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 6, 30-35

In die tijd zei de menigte tot Jezus: ‘Wat voor teken doet Gij dan wel, waardoor wij kunnen zien dat wij in U moeten geloven?’ Wat doet Gij eigenlijk?
Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat: Brood uit de hemel gaf hij hun te eten.’
Jezus hernam: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wat Mozes u gaf was niet het brood uit de hemel; het echte brood uit de hemel wordt u door mijn Vader gegeven;
want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.’
Zij zeiden tot Hem: ‘Heer, geef ons altijd dat brood.’
Jezus sprak tot hen: ‘Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen.
Woord van de Heer.

Honger ja.

Met de term “honger” definieert U, Heer, perfect wat mijn ziel en, zou ik kunnen zeggen, ook mijn lichaam ervaren in deze behoefte aan U en aan het voedsel dat ik nodig heb.
Eerst kon het een honger zijn naar kennis, naar waarheid, naar innerlijke vrede, maar beetje bij beetje werd het een honger naar U. Om mijn rusteloze verlangen te bevredigen om van U te houden en om van mijn echtgenoot te houden. Om in U te zijn en dat U in mij bent door in mijn echtgenoot te zijn en dat mijn echtgenoot in mij is. En op dit punt, honger om te blijven.
Eerst om eenheid te bereiken en er dan voortdurend in te blijven.
Ik heb een honger die onverzadigbaar is. Bevredig me met U, Heer.

Toegepast op het getrouwde leven:

John: Er is een rusteloosheid in mij die pas tot rust komt als we verenigd zijn.
Maria José: Voor mij geldt hetzelfde. Wat jammer dat ik mijn verlangen soms door elkaar haal en uit een andere bron probeer te drinken dan de bron van eenheid in Christus. Soms haal ik mijn verlangen door elkaar en raak ik op een zijspoor, want ik ben erg rusteloos en ik stop niet met zoeken…
John: Ik ook. Soms verlies ik mijn focus. Laten we elkaar helpen onze prioriteiten te stellen waar ze horen. Ben je het daarmee eens?
Maria José: Ik denk het wel. Totus tuus.
Juan: Totus tuus.

Moeder,

We zijn geschapen voor liefdadigheid. Niets anders kan ons bevredigen. Prijs de Heer die ons deze capaciteit om lief te hebben geeft.

Ja, kopiëren mag. Commentaar voor echtparen: Johannes 6, 22-29

Evangelie van de dag

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 6, 22-29

Het volk dat aan de ene kant van het meer was gebleven, na de wonderbare broodvermenigvuldiging, 
had gezien dat daar maar één bootje gelegen had, dat Jezus niet met zijn leerlingen was scheep gegaan, maar dat zijn leerlingen alleen waren vertrok­ken.
De volgende dag echter kwamen er bootjes uit Tiberius dicht bij de plaats waar men het brood had gegeten na het dankgebed van de Heer.
Toen de mensen bemerkten dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren, 
gingen zij in de boten en voeren in de richting van Kafarnaum op zoek naar Jezus.
Zij vonden Hem aan de overkant van het meer en zeiden: ‘Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?’
Jezus nam het woord en zeide: ‘Voor­waar, voorwaar, Ik zeg u: Niet omdat gij tekenen gezien hebt, 
zoekt ge Mij, maar omdat gij van de broden hebt gegeten tot uw honger was gestild.
Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft om eeuwig te leven 
en dat de Mensenzoon u zal geven. Op Hem immers heeft de Vader, God zelf, zijn zegen gedrukt.
Daarop zeiden zij tot Hem: ‘Welke werken moeten wij voor God verrichten?’
Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Dit is het werk dat God van u vraagt: te geloven in Degene, die Hij gezonden heeft.’
Woord van de Heer.
Ja, kopiëren mag.

Wat moeten we doen om de werken van God te doen? Dit is de vraag die aan U wordt gesteld Heer. Wat moeten we doen om Uw wonderen te kunnen verrichten? Dat kan niet mijn zorg zijn. U weet wat mijn zorg moet zijn en dat is in U geloven. Geloven dat U in de Eucharistie bent, dat U in mij bent, in mijn leven, in mijn echtgenoot, in mijn huwelijk en in alles wat er tussen ons gebeurt. Dit geloven en ernaar handelen is alles wat ik nodig heb en U, Heer, weet dat.

Toegepast op het getrouwde leven:

Luis: Lola, ben je gelukkig met mij?
Lola: Op dit moment wel, maar het hangt van het moment af. Waarom vraag je dat?
Luis: Nee, omdat ik denk dat alles wat ik nodig heb afhangt van mijn geluk met jou vanwege de Liefde van Christus.
Lola: Even kijken. Vertel het me duidelijker, want wat je me vertelt klinkt als een Swagili.
Luis: Ik bedoel, als ik echt in Christus geloof, dan weet ik dat jij mij gegeven bent door Zijn genade en dat alles wat mij met jou overkomt deel uitmaakt van dat immense geschenk dat Hij mij gegeven heeft. Daarom zou ik, als ik in Jezus Christus geloof, altijd blij met jou moeten zijn.
Lola: Nou, je neemt al de tijd….
Luis: Test je me met dat antwoord op mijn gedachte?
Lola: Hahaha. Nee, het is een grapje, man! Ik vond je gedachte geweldig, serieus. Daar wil ik me ook bij aansluiten.
Luis: Nou, je neemt er al de tijd voor. Hahaha
Lola: Hahaha. Kopiëren mag niet.

Moeder,

Wij geloven in Jezus en vertrouwen op Hem.

Voorwaarde. Commentaar voor Huwelijken: Johannes 21, 1-19

Evangelie van de dag

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 21, 1-19

In die tijd verscheen Jezus opnieuw aan de leerlingen bij het meer van Tiberias. De verschijning verliep op deze wijze:
Er waren bijeen: Simon Petrus, Tomas, die ook Didymus genoemd wordt, 
Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedëus en nog twee van zijn leerlingen.
Simon Petrus zei tot hen: ‘Ik ga vissen.’ Zij antwoordden: ‘Dan gaan wij mee.’ 
Zij gingen dus op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets.
Toen het reeds morgen begon te worden, stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was.
Jezus sprak hen aan: ‘Vrienden, hebben jullie soms wat vis?’ ‘Neen,’ antwoord­den ze.
Toen zei Hij hun: ‘Werpt het net uit rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.’ Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveel­heid vissen.
Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: ‘Het is de Heer!’ Toen Simon Petrus hoorde 
dat het de Heer was, trok hij zijn bovenkleed aan ‑ want hij droeg slechts een onderkleed ‑ en sprong in het meer.
De andere leerlin­gen kwamen met de boot, want zij waren niet ver uit de kust, 
slechts tweehonderd el, en sleepten het net met de vissen achter zich aan.
Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskool­vuur was aangelegd met vis er op en brood.
Jezus sprak tot hen: ‘Haalt wat van de vis, die gij juist gevan­gen hebt.’
Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, 
hon­derddrieenvijftig stuks, en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet.
Jezus zei hun: ‘Komt ontbij­ten.’ Wetend dat het de Heer was, durfde geen van de leerlingen Hem vragen: ‘Wie zijt Gij?’
Jezus trad dichterbij, nam het brood, en gaf het hun, en zo ook de vis.
Dit nu was de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan.
Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: ‘Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij meer lief dan dezen?’ 
Hij antwoord­de: ‘Ja Heer, Gij weet, dat ik U bemin.’ Jezus zei hem: ‘Weid mijn lammeren.’
Nog een tweede maal zei Hij tot hem: ‘Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief? ‘, 
waarop deze antwoordde: ‘Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.’ Jezus hernam: ‘Hoed mijn schapen.’
Voor de derde maal vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?’ 
Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: ‘Hebt ge Mij lief?’ 
en hij zeide Hem: ‘Heer, Gij weet alles: Gij weet dat ik U liefheb.’ Daarna zei Jezus hem: ‘Weid mijn schapen.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: toen ge jong waart, deed ge zelf uw gordel om en ging waarheen ge wilde, 
maar wanneer ge oud zult zijn, zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt.’
Hiermee zinspeel­de Hij op de dood waardoor hij God zou verheerlij­ken. En na deze woorden zei Hij hem: ‘Volg Mij.’
Woord van de Heer.

Voorwaarde.

Jezus laat Petrus pas de leiding over Zijn schapen nadat Hij er zeker van is dat Hij van hem houdt. Een paar dagen eerder had hij Hem verlaten en Hij moet er zeker van zijn dat dit niet met Zijn schapen zal gebeuren.
Daartoe nodigt de Heer Petrus uit om 3 keer zijn liefde voor de Heer te verklaren in het bijzijn van de discipelen, nadat hij Hem 3 keer voor vele getuigen had verloochend.
Om voor de schapen van de Heer te kunnen zorgen, moet men eerst de Heer van de schapen innig liefhebben.

Toegepast op het getrouwde leven:

Mark: Ik maak me zorgen dat ik niet zoveel van jou kan houden als de Heer van mij verwacht.
Paula: Het is een heel goed teken dat je erover nadenkt, want het laat je liefde voor de Heer zien. Je wilt Hem voor niets in de wereld tekort doen en dat heet liefde. Als je van Hem houdt, zul je van mij houden omdat je weet hoeveel Hij van mij houdt.
Mark: Dat troost me, want het is waar dat ik heel veel van de Heer houd, wat niet het geval was toen we trouwden.

Moeder,

U weet alles. U weet hoeveel ik van mijn echtgenoot hou en hoeveel ik van mijn Heer hou. Hem zij de glorie en de lof voor altijd.

Het beste van de wil. Commentaar voor Huwelijken: Johannes 14, 6-14

Evangelie van de dag

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 14, 6-14

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.’
Hierop zei Filippus: ‘Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.’
En Jezus weer: ‘Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader?
Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht.
Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Of gelooft het anders omwille van de werken.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga.
En wat gij ook zult vragen in mijn Naam, Ik zal het doen, opdat de Vader moge verheerlijkt worden in de Zoon.
Als gij Mij iets zult vragen in mijn Naam, zal Ik het doen.
Woord van de Heer.

Het beste van de wil.

Het blijft ons verbazen hoe de Vader in de Zoon is en de Zoon in de Vader. Het is een ware gemeenschap waarvan we veel kunnen leren. De Zoon vertegenwoordigt de Vader, dat wil zeggen, Hij geniet al Zijn vertrouwen.
De Vader spreekt door de mond van Zijn Zoon, dus de Zoon geeft niet Zijn eigen mening, maar wat de Vader zou willen zeggen,
en doet wat de Vader zou doen, precies zoals Hij het zou doen. Hier zou men kunnen vragen: Welnu, waar is mijn wil? Het beste aan de wil is niet om het voor jezelf te gebruiken, maar om te besluiten het over te geven. Zo kan er geen egoïsme zijn, geen luiheid, geen woede, geen hebzucht, geen lust, geen afgunst. Hij die zijn wil overgeeft aan de Wil van God, vergist zich nooit.

Toegepast op het getrouwde leven:

Paul: Carolina, ik heb een aantal woorden uit mijn woordenschat gewist.
Carolina: Welke zijn dat?
Paul: “Ik heb zin”, “Ik zou wel willen”, “Ik heb nodig”…
Carolina: Omdat…?
Paul: Ik heb me gerealiseerd dat ik liever doe wat jij, en vooral God, leuk vinden. Bovendien maak ik zo geen fouten door aan mezelf te denken. Dat is toch liefde?
Carolina: Dat is liefde, schat. Kom op, “ik heb zin”, “ik zou willen” en “ik moet” je een dikke kus te geven. Wat ben je mooi!

Moeder,

Vandaag bidden we het Onze Vader en we benadrukken vooral dat “Uw wil geschiede”. Ja, Moeder, we geven het over, we geven onze wil over. Wij zijn van U. Wat wilt U met mij doen?