Maandelijks archief: april 2025

Waar ga jij heen? Commentaar voor Huwelijken: Johannes 13, 21-33. 36-38

Eén van u zal Mij overleveren. Nog eer de haan kraait zult gij Mij driemaal verloochend hebben.

Lezing uit het heilig Evangelie volgens Johannes 13,21-33.36-38.
In die tijd toen Jezus met de leerlingen aan tafel aanlag werd Hij ontroerd en verklaar­de: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: een van u zal mij overleveren.’
De leerlingen keken elkaar aan, in het onzekere wie Hij bedoelde.
Een van de leerlingen, degene die door Jezus bemind werd, lag dicht tegen Jezus aan.
Simon Petrus gaf hem een teken en vroeg hem: ‘Wie bedoelt Hij?’
Toen leunde deze tegen Jezus’ borst en zei tot Hem: ‘Heer, wie is het?’
Jezus antwoordde: ‘Hij is het aan wie Ik het stuk brood zal geven dat Ik ga indopen.’ Na het stuk brood te hebben ingedoopt, reikte Hij het toe aan Judas Iskariot.
En toen hij dit had aangenomen, voer de satan in hem. Jezus zei hem: ‘Wat gij te doen hebt, doe dat spoedig.’
Maar niemand van de aanliggenden begreep waarom Hij dit tot hem zei.
Omdat Judas de beurs hield, meenden sommigen dat Jezus hem opdroeg: ‘Koop wat wij voor het feest nodig hebben ‘, of dat hij iets aan de armen moest geven.
Toen hij het stuk brood had aangenomen, ging hij terstond weg. Het was nacht.
Na diens vertrek zeide Jezus: ‘Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem.
Als God in Hem verheer­lijkt is, zal God ook Hem in zichzelf verheerlij­ken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken.
Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn. Gij zult Mij zoeken, en zoals Ik tot de Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen, zo zeg Ik het thans tot u.
Simon Petrus zei Hem: ‘Heer, waar gaat Gij naar toe?’ Jezus gaf hem ten ant­woord: ‘Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen, later wel.’
Petrus vroeg Hem: ‘Heer, waarom kan ik U niet terstond volgen? Mijn leven zal ik voor U geven.’
Jezus antwoordde: Uw leven zult gij voor Mij geven? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Nog eer de haan kraait, zult ge Mij driemaal verloochend hebben.’
Woord van de Heer.

Waar ga jij heen?

Petrus denkt dat hij in staat zal zijn om Jezus te volgen en zijn leven voor Hem te geven, vertrouwend op zijn eigen kracht. Jezus leert hem dat dit niet het geval is. In zijn antwoord aan Petrus zit een ietwat ironische toon: “Wil jij je leven voor mij geven? zegt Hij tegen hem. En hij laat hem de vernederende ervaring doormaken dat hij alleen in eigen kracht kan handelen, wat ertoe leidt dat hij Jezus verloochent, niet één keer, niet twee keer, maar drie keer, om hem duidelijk te maken dat hij zonder hem niets kan doen.

Toegepast op het getrouwde leven:

Patricia: We zijn een kwetsbaar huwelijk, we ervaren verleidingen, vallen. Dit Sacrament van het Huwelijk is een werk van God. We moeten leren het te zien met de nederigheid van hen die weten dat ze niet in staat zijn tot de hoogten van Liefde. Alleen God is daartoe in staat, en als Hij ons niet helpt, waar gaan we dan heen? Degene die zichzelf klein maakt, degene die begrijpt dat alles een geschenk van God is, kan het Sacrament beleven zoals God het bedoeld heeft. Vaak proberen we onszelf de hoofdrolspelers te maken van de dingen van God en eisen we dat van de ander. Vergeef me dat ik van jou heb geëist wat God je niet heeft gegeven en dat ik mezelf beter vind dan jou.
Ramón: Vergeef me! Ik heb beloofd mijn leven voor jou te geven en de laatste tijd geef ik het voor mijn werk. Ik zal ernaar streven om het goed te doen, maar bovenal vraag ik de Heer om het in mij voor jou te doen.
Patricia: Ik ook, ik doe erg mijn best om het anderen naar de zin te maken en niet jou. Ik zal ernaar streven om het goed te doen. Hoe groot is de Heer, die ons belooft dat levend huwelijk mogelijk zal maken omdat Hij bij ons is.

Ramon: Ja, al onze inspanningen bestaan erin klein te worden zodat Hij groot wordt in ons en in ons huwelijk. Dat is het geheim van de liefde die Zijn Liefde wordt.

Moeder,

U bent vol van genade. Kijk naar mijn schreeuw: “Ik heb alleen U Moeder, U Heer”. Lof zij U, want ik weet dat U mij nooit in de steek laat.

De meest verachtelijke leden. Commentaar voor Huwelijken: Johannes 12, 1-11

Evangelie van de dag

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 12, 1-11

Zes dagen voor Pasen kwam Jezus te Betanië, waar Lazarus woonde, die Hij uit de doden had opgewekt.
Men gaf daar ter ere van Hem een maaltijd. Maria bediende en Lazarus was een van degenen die met Hem aanlagen.
Maria nu nam een pond nardusbal­sem, echte en heel kostbare, zalfde daarmee Jezus’ voeten en droogde ze met haar haren af. Het huis hing vol balsem­geur.
Daarop zei Judas Iskariot, een van zijn leerlingen, dezelfde die Hem zou uitleveren:
‘Waarom is die balsem niet voor driehon­derd denaries verkocht en het geld aan de armen gege­ven?’
Hij zei dat, niet omdat hij bezorgd was voor armen, maar omdat hij een dief was en uit de beurs die hij bewaarde, wegnam wat erin kwam.
Jezus echter zei: ‘Laat haar begaan. Zij heeft dit gebruik onderhou­den, vooruitlopend op de dag van mijn begrafenis.
Want de armen houdt gij altijd bij u. Mij echter niet altijd.’
Intussen waren heel veel Joden te weten gekomen dat Jezus daar was, en kwamen erheen niet alleen omwille van Jezus, maar ook om Lazarus te zien die Hij uit de doden had opgewekt.
De hogepries­ters besloten toen ook Lazarus uit de weg te ruimen,
omdat om hem veel Joden wegliepen en in Jezus geloofden.
Woord van de Heer.

De meest verachtelijke leden.

Maria zalfde Jezus’ voeten met parfum. Het is merkwaardig dat ze het zeer dure parfum op Zijn voeten goot en niet op Zijn hoofd of Zijn borst….. Wie zou het in zijn hoofd halen om het op Zijn voeten te gieten?
Paulus zegt in 1 Kor 12:23 “de leden van het lichaam die ons verachtelijker lijken, omringen wij met meer eerbied, en de minder eervolle behandelen wij met meer decorum”. Hij spreekt over de leden van het Mystieke Lichaam van Christus, dat de Kerk is, zodat “God het lichaam organiseerde door meer eer te geven aan datgene wat het mist”, zodat uiteindelijk allen dezelfde waardigheid in behandeling hebben.
Wat als we deze wil van God toepassen op onze echtgenoot wanneer hij gevallen is in de onwaardigheid van de zonde, verdient hij dan niet een extra inspanning om hem met meer eer te behandelen?

Toegepast op het getrouwde leven:

Joachim: Ik vind het heerlijk omdat je me de laatste tijd met meer respect en waardigheid behandelt, juist nu ik in zonde gevallen ben.
Teresa: Ah, heb je dat gemerkt?
Joaquín: Ja, dat heb ik gemerkt. En het helpt me veel.
Teresa: Ik deed het om de richtlijnen te volgen die Sint Paulus ons geeft. Maar waarom helpt het jou?
Joaquín: Omdat als je me met meer respect behandelt, ik de neiging heb om respectvoller te reageren, en dat helpt me om uit de situatie van vernedering te komen waarin ik me bevond. Dus bedankt.
Teresa: Graag gedaan. Godzijdank.

Moeder,

Jezus herstelt onze waardigheid door ons met meer waardigheid te behandelen, zoals de vader van de verloren zoon deed. Vooral hierin willen we Jezus volgen. Hem zij lof.

Dit is waar het om gaat. Commentaar voor Huwelijken: Lucas 22, 14-23, 56

Evangelie van Palmzondag.

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Lucas 22, 14-23, 56.

Toen de tijd aangebroken was, ging Jezus met de apostelen aan tafel aanliggen.
Hij sprak nu tot hen: ‘Vurig heb ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten.
Want Ik zeg u: Ik zal het niet meer eten, totdat het zijn vervulling vindt in het Rijk Gods.’
Daarop nam Hij een beker, sprak een dankgebed uit en zei: ‘Neemt die beker en deelt hem samen.
Want Ik zeg u: Van dit ogenblik af drink Ik niet meer van wat de wijnstok voortbrengt, totdat het Rijk Gods is gekomen.’
Daarop nam Hij het brood, sprak een dankgebed uit, brak het en gaf het hun met de woorden: ‘Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot een gedachtenis aan Mij.’
Evenzo gaf Hij de beker, na de maaltijd, terwijl Hij sprak: ‘Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed, dat voor u wordt vergoten.
Maar zie, degene door wiens hand Ik zal worden overgele­verd is met Mij aan tafel.
Want de Mensenzoon gaat heen zoals het is vastgesteld; maar toch, wee die mens door wie Hij wordt overgeleverd.’
Nu begonnen zij onder elkaar te vragen, wie van hen het toch was, die dat zou doen.
Er ontstond twist onder hen wie van hen wel de voornaamste mocht zijn.
Maar Jezus sprak tot hen: ‘De koningen van de volkeren oefenen heerschappij over hen uit en hun machthebbers laten zich weldoeners noemen.
Zo moet gij niet doen, maar wie onder u de voornaamste is, moet als de jongste wezen, en wie bevelen geeft als iemand die dient.
Wie is immers de groot­ste: die aanligt of bedient? Niet hij die aanligt? Welnu, Ik ben onder u als degene die bedient.
Gij zijt het die trouw zijt gebleven in mijn beproevingen.
En Ik verleen u het koninkrijk, zoals mijn Vader het Mij heeft verleend,
om in mijn koninkrijk aan mijn tafel te eten en te drinken en op tronen te zetelen en de twaalf stammen van Israel te oordelen.
Simon, Simon, weet dat de satan heeft geeist u allen te ziften als tarwe.
Maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken. Wanneer ge eenmaal tot inkeer gekomen zijt, versterk dan op uw beurt uw broeders.’
Maar hij antwoordde: ‘Heer, ik ben bereid met U zelfs gevangenis en dood in te gaan!’
Daarop sprak Jezus: ‘Ik zeg u, Petrus: De haan zal vandaag niet kraaien, voordat ge driemaal geloochend hebt Mij te kennen.’
Hij sprak tot hen: ‘Toen Ik u uitzond zonder beurs, reiszak of schoeisel, hebt ge toen aan iets gebrek gehad?’ Ze ant­woordden: ‘Aan niets.’
Hij hernam: ‘Maar nu moet wie een beurs heeft, die meenemen, en eveneens een reiszak: en wie die niet bezit, verkope zijn mantel en schaffe zich een zwaard aan.
Ik zeg u: in Mij moet dit Schriftwoord vervuld worden: Hij is tot de booswichten gerekend. Wat over Mij werd beschikt, gaat nu vervuld worden.’
Ze zeiden Hem: ‘Zie, Heer, hier zijn twee zwaarden.’ Hij antwoordde: ‘Het is genoeg.’
Hij ging nu naar buiten en begaf zich volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg. Ook de leerlingen gingen met Hem mee.
Ter plaatse aangekomen sprak Hij tot hen: ‘Bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat.’
Hij verwijder­de zich van hen, ging ongeveer een steenworp verder, wierp zich op de knieën en bad:
‘Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede.’
Nu verscheen Hem een engel uit de hemel om Hem te sterken.
Aan doodsangst ten prooi bad Hij met nog meer aandrang. Zijn zweet werd tot dikke druppels bloed, die op de grond neervielen.
Toen stond Hij op uit zijn gebed en ging naar zijn leerlin­gen, maar vond hen van droefheid in slaap.
Hij zei tot hen: ‘Hoe kunt ge slapen? Staat op en bidt, dat ge niet op de bekoring ingaat.’
Hij was nog niet uitgespro­ken, of daar kwam een troep, voorafgegaan door een van de twaalf, Judas. Deze trad op Jezus toe om Hem te kussen.
Maar Jezus zei tot hem: ‘Judas, verraadt ge de Mensenzoon met een kus?’
Toen zij die om Hem heen stonden, bemerk­ten wat er ging gebeuren, vroegen ze: ‘Heer, zullen we met het zwaard erop in slaan?’
En een van hen gaf de knecht van de hogepriester een slag en hieuw hem het rechteroor af.
Maar Jezus greep in en zei: ‘Laat het hierbij.’ En Hij raakte het oor aan en genas hem.
Nu sprak Jezus tot de hogepriesters, tot de bevelhebbers van de tempelwacht en de oudsten 
die op Hem afgekomen waren: ‘Als tegen een rover zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels.
Dagelijks was Ik bij u in de tempel en ge hebt geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw uur en uw macht is die der duisternis.
Zij grepen Hem nu vast, voeden Hem weg en brachten Hem in het huis van de hogepriester, terwijl Petrus Hem op een afstand volgde.
Op de binnenplaats legden zij een vuur aan en gingen bij elkaar zitten; Petrus zat tussen hen in.
Toen een dienstmeisje hem bij het schijnsel van het vuur zag zitten, zei ze, na hem scherp opgenomen te hebben: ‘Die was ook bij Hem.’
Maar hij ontkende het zeggende: ‘Vrouw, ik ken Hem niet.’
Even later zag iemand anders hem en zei: ‘Jij bent ook een van hen.’ Maar Petrus antwoordde: ‘Man, dat is niet waar.’
Na verloop van ongeveer een uur verklaarde een ander met stelligheid: ‘Waarachtig, die man behoorde ook bij Hem, hij is immers ook een Galileeër.
Petrus antwoordde: ‘Man, ik weet niet wat je bedoelt.’ Hij had het nog niet gezegd of meteen kraaide een haan.
Toen keerde de Heer zich om en keek Petrus aan; het schoot Petrus te binnen, 
hoe de Heer hem gezegd had: eer vandaag een haan kraait, zult ge Mij driemaal verlooche­nen.
En hij ging naar buiten en begon bitter te wenen.
De mannen die Jezus bewaakten, bespotten en sloegen Hem.
Ze wierpen een doek over zijn hoofd en vroegen Hem: ‘Wees nu eens profeet; wie is het die U geslagen heeft?’
Nog vele andere beschimpingen voegden ze Hem toe.
Toen het dag geworden was, vergaderde de raad van oudsten van het volk, hogepriesters en schriftge­leer­den en zij lieten Hem voor hun rechtbank leiden.
Ze zeiden: ‘Als Gij de Christus zijt, zeg het ons dan.’ Maar Hij sprak tot hen: ‘Als Ik het u zeg, zult ge er toch geen geloof aan hechten,
en als Ik u vragen stel, zult ge toch geen antwoord geven.
Maar van nu af zal de Mensenzoon zitten aan de rechterhand van de Macht van God.’
Toen vroegen ze allen: ‘Gij zijt dus de Zoon van God?’ Hij antwoordde hun: ‘Gij hebt het gezegd, dat ben Ik.’
Zij riepen: ‘Waartoe hebben wij nog een getuigenis nodig? Wij hebben het toch zelf uit zijn eigen mond gehoord.’
Toen stond de gehele vergadering op en men bracht Hem voor Pilatus.
Daar begonnen ze Hem te beschuldi­gen en zeiden: ‘Wij hebben vastgesteld, dat die man ons volk 
tot opstand aanspoort, het er van afhoudt aan de keizer belasting te betalen en zich uitgeeft voor de Messias, de Koning.’
Pilatus vroeg Hem: ‘Zijt Gij de koning der Joden?’ Hij gaf hem ten antwoord: ‘Gij zegt het.’
Pilatus zeide nu tot de hogepriesters en de volksme­nigte: ‘Ik kan in deze man geen enkele schuld ontdekken.’
Maar zij hielden aan en riepen: ‘Door zijn prediking in heel het joodse land, waar Hij 
in Galilea mee begonnen is en die Hij tot hier heeft voortgezet, zaait Hij onrust onder het volk.’
Toen Pilatus dat hoorde, vroeg hij of de man een Galileeër was.
Zodra hij vernam, dat Hij uit het machts­ge­bied van Herodes kwam, stuurde hij Hem naar Herodes, die in die dagen eveneens in Jeruzalem verbleef.
Herodes toonde zich zeer verheugd toen hij Jezus te zien kreeg. De verhalen over Hem 
hadden hem sinds geruime tijd daar naar doen verlangen en hij hoopte Hem nu een of ander wonder te zien verrichten.
Hij stelde Hem allerlei vragen, maar Jezus gaf in het geheel geen antwoord.
De hogepriesters en de schriftgeleerden stonden er bij en putten zich uit in beschuldigingen tegen Hem.
Samen met zijn soldaten, hoonde en bespotte Herodes Hem. Hij hing Hem een schitterend gewaad om en zond Hem terug naar Pilatus.
Op diezelfde dag werden Herodes en Pilatus elkaars vrienden; tevoren namelijk leefden zij in onderlinge vijand­schap.
Daarop riep Petrus de hogepriesters, de overheidsperso­nen en het volk bijeen
en zei tot hen: ‘Gij hebt deze man voor mij gebracht als iemand die het volk tot opstand aanzet; 
welnu: ik heb Hem in uw bijzijn verhoord maar ik heb in deze man niets kunnen ontdekken van al datgene waar gij Hem van beschuldigt.
Herodes evenmin, want hij heeft Hem naar ons teruggezonden. Het is duide­lijk, dat Hij niets heeft bedreven wat de doodstraf zou rechtvaardigen.
Ik zal Hem daarom een tuchtiging laten toedienen en dan vrijlaten.’
Ze begonnen allen tegelijk te schreeuwen:
‘Weg met Hem! Laat ons Barabbas vrij.’
Deze Barabbas was wegens een oproer in de stad en wegens moord in de gevangenis geworpen.
Opnieuw sprak Pilatus hen toe, omdat hij Jezus wenste vrij te laten.
Maar zij riepen daartegen in: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem!’
Voor de derde maal vroeg Pilatus hun: ‘Wat voor kwaad heeft die man dan toch gedaan?’ Ik heb in Hem niets gevonden, 
dat de doodstraf rechtvaardigt. Ik zal Hem daarom een tuchtiging laten toedienen en dan vrijlaten.’
Luid schreeuwend bleven zij echter zijn kruisiging eisen; en hun geschreeuw gaf de doorslag.
Pilatus besliste, dat gebeuren zou wat zij eisten;
hij liet de man die zij opvorderden los, al zat hij wegens oproer en moord in de gevangenis, maar Jezus leverde hij over aan hun willekeur.
Toen zij Hem wegvoerden, hielden zij een zekere Simon aan, een man uit Cyrene, 
die van het veld kwam: hem belaadden ze met het kruis om achter Jezus aan te dragen.
Een grote volksme­nigte volgde Hem, ook vrouwen die zich op de borst sloegen en over Hem weeklaagden.
Jezus keerde zich tot hen en sprak: ‘Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen.
Weet dat er een tijd zal komen waarop men zeggen zal: Gelukkig de on­vruchtbaren, 
wier schoot niet heeft gebaard en wier borst geen kind heeft gevoed.
Dan zal men tot de bergen zeggen: Valt op ons, en tot de heuvels: Bedekt ons.
Want als men zo doet met het groene hout, wat zal er dan met het dorre gebeuren?’
Er werden nog twee anderen weggevoerd, twee misdadigers, om samen met Hem ter dood te worden ge­bracht.
Toen zij op de plaats kwamen die Schedel heet, sloegen zij Hem daar aan het kruis, 
en zo ook de misdadi­gers, de een rechts, de ander links.
En Jezus zeide: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ 
Ze verdeelden zijn kleren onder elkaar, door er om te dobbelen.
Het volk stond toe te kijken, maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden:
‘Anderen heeft Hij gered; laat Hij zichzelf eens redden, als Hij de Messias van God is, de uitverkorene!’
De soldaten brachten Hem zure wijn, en ook zij voegden Hem spottend toe:
‘Als Gij de koning der Joden zijt, red dan uzelf.’
Boven Hem stond als opschrift in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters: ‘Dit is de koning der Joden.’
Ook een van de misdadigers die daar hingen, hoonde Hem: ‘Zijt Gij niet de Messias? Red dan uzelf en ons.’
Maar de andere strafte hem af en zei: ‘Heb zelfs jij geen vrees voor God, terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat?
En wij terecht, want wij krijgen wat we door onze daden verdiend hebben; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.’
Daarop zei hij: ‘Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.’
En Jezus sprak tot hem: Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.’
Het was nu omtrent het zesde uur; er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe,
doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhang­sel van de tempel scheurde middendoor.
Toen riep Jezus met luider stem: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’ Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest.
Op het zien van wat er gebeurd was, loofde de honderdman God en zei: ‘Deze mens was waarlijk een rechtvaardige.’
Al het volk dat voor dat schouwspel samengestroomd was, keerde terug toen zij aanschouwd hadden wat er gebeurd was, en sloegen zich op de borst.
Al zijn bekenden, ook de vrouwen, die Hem van Galilea gevolgd waren, stonden op een afstand toe te zien.
Nu was er een zekere Jozef, lid van de Hoge Raad, een welmenend en rechtschapen man.
die dan ook niet had ingestemd met hun plannen en handelwijze. Hij was afkomstig uit de Joodse stad Arimatea en leefde in de verwachting van het Rijk Gods.
Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus.
Na het van het kruis genomen te hebben, wikkelde hij het in een lijkwade. Vervolgens legde hij Hem in een graf, 
dat in een steen was uitgehouwen en waarin nog nooit iemand was neergelegd.
Het was Voorbereidingsdag en de sabbat brak aan.
De vrouwen, die uit Galilea met Hem meegekomen waren, volgden en bekeken het graf en zagen toe hoe zijn lichaam werd neergelegd.
Teruggekeerd maakten ze welriekende kruiden en balsem klaar, maar op de sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht.

Dit is waar het om gaat.

We vragen ons af, bedroefd nadat we het lijdensverhaal van de Heer hebben overwogen: “Hebben we zo lief? Want dit is waar het bij echtgenoten om gaat. Het gaat erom dat we op deze manier van elkaar houden.
Zodat we uiteindelijk besluiten om onszelf te geven zoals Hij deed. De overgave is moeilijk, maar de vruchten voor het huwelijk zijn geweldig.

Toegepast op het getrouwde leven:

Franciscus: Ik weet waarom ons huwelijk niet zo goed loopt.
Teresa: Waarom?
Francisco: Omdat we ons niet helemaal aan elkaar hebben gegeven. Het is waar dat het moeilijk is om die definitieve stap te zetten, maar als we dat wel doen ….
Teresa: Het zou veel pijn doen omwille van alle ondeugden en gehechtheden die we hebben. Maar het zou onze verlossing zijn.
Franciscus: Laten we het dan doen! Maar het gaat niet om lijden in stilte, het gaat om onszelf geven uit liefde.

Moeder,

Ook U verlangde naar dat moment waarop God U om alles vroeg. Een zwaard zou Uw onbevlekte hart doorboren. Maar U aarzelde niet. Geef mij dat verlangen om echt lief te hebben, zodat mijn huwelijk kan werken en veel vrucht kan dragen. Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Gevaar: Influencers. Commentaar voor echtparen: Johannes 11, 45-57

Evangelie van de dag

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 11, 45-57

Vele Joden, die naar Maria waren gekomen en zagen wat Jezus gedaan had, geloof­den in Hem.
Enigen van hen gingen echter naar de Farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had.
De hogepriesters en Farizeeën belegden daarop een zitting van het Sanhedrin en zeiden: ‘Wat doen we?’ Want die man verricht veel wonde­ren.
Als wij Hem zijn gang laten gaan, zullen ze allemaal in Hem geloven. Dan zullen de Romeinen komen en met de heilige plaats ook ons volk wegvagen.’
Maar een van hen, Kajafas, die in dat jaar hogepriester was, zei hun: ‘Gij begrijpt er niets van;
ge denkt er niet aan, dat het beter voor u is, dat er een mens voor het volk sterft dan dat het hele volk ten onder gaat.’
Dat zei hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester in dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk,
en niet voor het volk alleen, maar ook om de verstrooide kinderen van God samen te brengen.
Van die dag af waren ze besloten Hem te doden.
Jezus bewoog zich daarom niet meer openlijk onder de Joden, maar vertrok vandaar naar de streek bij de woestijn, en wel naar de stad Efraim, waar Hij met zijn leerlingen verbleef.
Toen echter het paasfeest van de Joden op handen was, gingen velen uit die streek voor Pasen naar Jeruzalem om zich te reinigen.
Ze zochten naar Jezus en zeiden tot elkaar, terwijl ze in de tempel stonden: ‘Wat dunkt u? Zou Hij niet naar het feest komen?’
Woord van de Heer.

Gevaar: Influencers.

Macht is een van de 3 begeerten van het vlees. Hoe destructief kan het zijn, niet alleen vanwege de wendbaarheid die het mogelijk maakt, maar ook vanwege de invloed op “onderdanen”. We zien hoe de meeste Joden Jezus aardig vonden, maar de Farizeeën en de hogepriesters keerden hen allemaal tegen Hem.
Mogen diegenen onder ons die invloed hebben op anderen, te beginnen met onze kinderen, heel voorzichtig zijn in het managen van die invloed om iedereen meer van Jezus te laten houden.

Toegepast op het getrouwde leven:

Sole: Besef je de verantwoordelijkheid die we hebben tegenover zoveel getrouwde stellen, hoe gaan we evangeliseren als we niet verenigd blijven?
Rodri: Dat is precies waarom we van ons gebed een dagelijkse prioriteit maken. En daarom zorgen we ook elke dag voor ons huwelijk.
Sole: Dat is waar. Dat zijn onze twee prioriteiten. Ik denk dat als we dat zo houden, we goed bezig zijn.

Moeder,

Wat heeft onze Heer geleden. We moeten Hem zoveel teruggeven van wat Hij ons gaf…. Prijs Hem voor altijd.

Een kleine casus. Commentaar voor echtparen: Johannes 10, 31-42

Evangelie van de dag

Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Johannes 10, 31-42

In die tijd raapten de Joden stenen op om Jezus te stenigen.
Maar Jezus zei hun: ‘Ik heb voor uw ogen veel goede werken verricht, die uit de Vader voortkomen; om welk van die werken wilt gij Mij stenigen?
De Joden gaven Hem ten antwoord: ‘Niet om een goed werk stenigen wij U, maar om een godslastering: dat Gij, een mens, Uzelf tot God maakt.’
Jezus antwoord­de hun: ‘Staat er niet in uw Wet geschreven: Ik heb gezegd: gij zijt goden?
Zij heeft hen tot wie het woord Gods gericht werd, goden genoemd, en de Schrift heeft bindende kracht.
Maar waarom dan beschuldigt ge Mij, die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd, van godslastering als Ik Mijzelf Gods Zoon noem?
Als Ik de werken van mijn Vader niet doe, behoeft gij Mij niet te geloven,
maar zo Ik ze wel doe, gelooft dan die werken, als ge Mij niet wilt geloven. Dan zult gij inzien en erkennen, dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader ben.’
Toen probeerden zij opnieuw Hem te grijpen, maar Hij stelde zich buiten hun bereik.
Hij ging terug naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes aanvankelijk gedoopt had, en bleef daar.
Velen kwamen tot Hem, want ze zeiden: ‘heeft weliswaar geen enkel teken gedaan, maar alles wat hij over deze man zei, was waar.’
En velen begonnen daar in Hem te geloven.
Woord van de Heer.

Een kleine casus.

Om zijn goddelijke afstamming aan te tonen, ondersteunt Jezus zijn argumentatie met zijn werken. Het zijn de werken die getuigen, wij zijn instrumenten van een goede Vader die niet rust, die blijft scheppen door elke persoon, door elk huwelijk, die Zijn liefde deelt, die oproept tot bekering. Daarom impliceert het naderen van de Vader dat Hij op ons rekent voor dit werk.
Zij tot wie het Woord van God is gekomen, zijn goden, zegt de Heer. En het is het Woord dat ontvangen wordt met een hart in liefde dat de werken van liefde vruchtbaar maakt. Net zoals we naar onze echtgenoot luisteren om hem te leren kennen, hem te begrijpen, hem tevreden te stellen… Als we naar het Woord van God luisteren, is dat omdat we hem willen leren kennen, hem tevreden willen stellen… Tegenover deze houding van welkom, overstroomt de Vader met gulheid, hij geeft ons honderdvoudig. God komt en woont in het hart van iedereen die hem verwelkomt.

Toegepast op het getrouwde leven:

Ana: Paco, bid met me, kom op.
Paco: Natuurlijk, Ana. Ik vind het heerlijk om met je te bidden.
Ana: Ik weet nog dat je niet met me wilde bidden en dat je boos werd als ik het je vroeg. Ik zou graag met mijn eigen ogen willen zien hoe God in gebed handelt, wat deze verandering in jou teweeg heeft gebracht.
Paco: God doordringt alles, bevrucht alles, omhult alles. Het is mysterieus, maar onze relatie is erg veranderd sinds we samen zijn gaan bidden. Ik, die erg pragmatisch ben en daarom het moeilijk vond om te geloven, heb het gezien. We zijn hechter, we kijken elkaar met betere ogen aan, er is meer vrede tussen ons… Dit is echt. Ik ben er getuige van dat God bestaat en dat hij goed is, want ik zie zijn werk in ons en het is verbazingwekkend.
Ana: Nou, ik moedig je aan om hiervan te getuigen tegenover zoveel ongelovige echtgenoten. Het is een schande wat ze missen, want ze zijn kinderen van God, maar ze leven alsof ze dat niet zijn. En ze hebben een heilig huwelijk op te bouwen.

Moeder,

Elke dag ervaren we Gods handelen in ons. Hoe kunnen we niet geloven? En degenen die het niet ervaren is omdat ze zichzelf niet in Zijn handen leggen. Moeder, hoe groot en hoe goed is God. Alleen al door een beetje aandacht aan Hem te schenken, stort Hij Zich over ons uit. Prijs Hem voor altijd. Amen.