Lezing uit het heilige evangelie volgens Matteüs
De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze. Toen zijn moeder Maria
verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat ze gingen samenwonen, zwanger van de heilige Geest.
Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen,
dacht hij er over in stilte van haar te scheiden.
Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak:
‘Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest.
Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.’
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt:
Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen
en men zal Hem de naam Immanuel geven. Dat is de vertaling: God met ons.
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich.
De engel herinnert Jozef aan zijn adellijke afkomst: “Zoon van David”, en nodigt hem uit om deel te nemen aan Gods grootse plan. Het is eng om dit te aanvaarden: het betekent dat je iets moet accepteren wat je niet begrijpt en dat je de controle uit handen moet geven.
Vandaag staat Christus op het punt te komen en roept hij jou, “zoon van God”, op om Zijn plan te aanvaarden. Misschien komt die oproep in onverwachte of onbegrijpelijke situaties die een daad van vertrouwen van je vragen. Mogelijk zijn er situaties met je echtgenoot die je niet begrijpt. Menselijk gezien lijkt het misschien gek om dit te aanvaarden, maar die stap is de drempel naar het sublieme, naar de komst van de Heilige Geest in je leven, om de dingen te benoemen zoals ze zijn, niet zoals onze angst ons dicteert. Jozef werd wakker, gehoorzaamde en aanvaardde. Zo simpel is het. En jij, wat ga jij doen?
Toegepast op het huwelijksleven:
Maria werd eerder door koorts dan door de wekker wakker. Het was 24 december, de slechtste dag om ziek te worden. Het kerstdiner moest worden georganiseerd; de hele familie kwam. Johan, haar man, bood aan om te helpen, maar Maria weigerde: het moest perfect zijn. Uitgeput liet ze zich op bed vallen en viel weer in slaap.
Ze droomde over een banketbakkerij. De taarten die ze had gebakken waren perfect: goudbruin, delicaat, onberispelijk. Mensen verdrongen zich voor de etalage om ze te bewonderen.
“Wat prachtig! Wat een perfectie!”, zeiden ze.
Maar de deur was gesloten. Niemand kon naar binnen. En zij kon ook niet naar buiten. Ze keek steeds weer naar de taarten, bang dat ze niet meer lekker zouden zijn. Hoe langer ze ernaar keken, hoe eenzamer ze zich voelde: gevangen, niet in staat om iemand te ontmoeten.
Ze schrok wakker en ging naar de keuken. Daar zat Johan, geconcentreerd een recept te lezen.
“Johan,” zei ze, “kun jij het avondeten verzorgen?
Hij keek op en glimlachte.
“Natuurlijk.”
“Echt waar,” voegde ze eraan toe, “ik vertrouw je.”
Ze ging terug naar bed en voordat ze in slaap viel, bad ze zachtjes:
“Heer, help me om me te bevrijden van mijn slavernij, om lief te hebben, om te zijn, om te verwelkomen.”
Uren later, met een helderder hoofd, stond ze op. Het huis rook anders dan zij zou hebben gekozen. Ze zag eenvoudige gerechten, andere geïmproviseerde, en haar vermoeide maar toegewijde echtgenoot.
Tijdens het avondeten kwam de verleiding terug: “Ik zou het anders hebben gedaan.” En elke keer herhaalde ze in stilte:
“Jezus, bevrijd me van deze slavernij.”
Gelach vulde de woonkamer. Voor het eerst sinds lange tijd was Maria er echt bij.
Toen iedereen weg was, bedankten Maria en Johan, voor het kerststal, de Pasgeborene voor die vredige avond:
“Dank u voor uw toewijding”, zei zij.
“En dank u voor uw moed”, antwoordde hij.
Moeder,
Laat ons zien hoe we kunnen ontwaken voor het leven van uw Zoon. Moge Hij voor altijd gezegend en geprezen zijn, die ons met Zijn Bloed heeft verlost.

