Dagelijks archief: 14 maart, 2025

Scène 2. voor huwelijken: Matteüs 5, 20-26

Evangelie van de dag
 
Een lezing uit het Heilig Evangelie volgens Matteüs 5, 20-26

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Ik zeg u: Als uw gerechtigheid die van de schriftge­leerden 
en Farizeeën niet ver overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.
Gij hebt ge­hoord, dat tot onze voorou­ders is gezegd: Gij zult niet doden. Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht.
Maar Ik zeg u: Al wie ver­toornd is op zijn broeder, zal strafbaar zijn voor het gerecht. En wie tot zijn broeder zegt: 
raka, zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin, en wie zegt dwaas, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel.
Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft,
laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave aan te bieden.
Haast u het eens te worden met uw tegenpartij, zolang ge nog met hem onderweg zijt; 
anders zou uw tegenpartij u wel eens aan de rechter kunnen overleveren, 
en de rechter u aan de gerechtsdienaar, en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen.
Voor­waar, Ik zeg u: Ge zult daar niet uitkomen, voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.
Woord van de Heer.

Scène 2.
 
Mijn echtgenoot is zo belangrijk in Gods ogen dat het hem veel pijn doet als ik mijn echtgenoot een dwaas noem. Het is niet zozeer het woord, maar wat uit het hart komt: minachting voor de ander.
De Heer vindt dat de minnaar nooit minachting voor de geliefde mag toestaan. Een hart kan niet worden verhard; gewapend ter verdediging, maar het moet altijd klaar zijn om te worden binnengevallen, om te worden veroverd. De missie van het hart is niet om zichzelf te beschermen, maar om de ander te verwelkomen, zelfs als hij gewapend komt, om zichzelf kwetsbaar op te stellen, zelfs als hij het risico loopt gewond te raken. De liefhebbende echtgenoot probeert de waardigheid van de geliefde niet te doden met beledigingen. Hij probeert hem met liefde te herstellen van zijn zwakheden.

 
Toegepast op het getrouwde leven:
 
Scène 1:
Carla: Dit is de derde keer dat ik je zeg de koelkast niet open te laten staan.
Román: Ik heb hem niet open gelaten.
Carla: Even kijken. We zijn hier met z’n tweeën, omdat de kinderen op kamp zijn, en ik heb hem niet open gelaten omdat ik hem altijd controleer. Jij daarentegen duwt, zoals gewoonlijk, de deur van ver open en gaat weg.
Román: Carla, ik zeg je dat ik het niet was.
Carla: Dat je het doet is fout, maar dat je het niet herkent terwijl het zo overduidelijk is, dat is dom.
Román: Carla, beledig me alsjeblieft niet.
Carla: “niet beledigen, niet beledigen” (belachelijk maken). Wat is er mis, ik noemde je net een imbeciel. Ik had je iets ergers moeten noemen.
Román: (gooit de krant weg en verlaat het huis met de deur dichtslaand).
 
Scène 2:
Carla: Dit is de derde keer dat ik je zeg de koelkast niet open te laten staan.
Román: Ik heb hem niet open gelaten.
Carla: Even kijken. We zijn hier met z’n tweeën, omdat de kinderen op kamp zijn, en ik heb hem niet open gelaten omdat ik hem altijd controleer. Jij daarentegen duwt, zoals gewoonlijk, de deur van ver open en gaat weg.
Román: Carla, ik zeg je dat ik het niet was.
Carla: Dat je het doet is fout, maar dat je het niet herkent terwijl het zo overduidelijk is, dat is dom.
Román: Carla, beledig me alsjeblieft niet.
Carla: (Een moment van stilte. Carla denkt na) Je hebt gelijk, vergeef me! Ik heb je vanaf het begin met minachting behandeld, alsof ik beter was dan jij. In werkelijkheid corrigeerde ik je niet voor je eigen bestwil, ik dacht aan mezelf. Vergeef me Román, je verdient het niet om zo te worden aangesproken (Ze omhelst hem).
Román: Maak je geen zorgen, Carla (terwijl ze zijn haar streelt). Ik begrijp het. Het is waar dat ik de koelkast een paar keer open heb laten staan, en het eten bederft. Ik zal beter opletten, oké? En nu, laat me het goedmaken met je (terwijl hij een stap achteruit doet, gaat hij op de bank zitten terwijl hij haar handen vasthoudt). Kom bij me zitten…
Carla: Ik hou van je.
Román: Ik hou heel veel van je.

 
Moeder,
 
Het is zo indrukwekkend de waardigheid die God ons heeft gegeven, dat als we ons ervan bewust waren, we elkaar zouden behandelen met verfijnde fijngevoeligheid. Dank U Heer dat U ons zo kostbaar hebt gemaakt met de hoeveelheid liefde die U in ons hebt gelegd. U zij geprezen.