Hij besloot naar Jeruzalem te gaan.
Een lezing uit het Heilige Evangelie volgens Lucas 9, 51-56
Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling tegemoet gingen, aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem en zond boden voor zich uit.
Dezen kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden.
Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was.
Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: ‘Heer, wilt Gij, dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?’
Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht.
Daarop vertrokken zij naar een ander dorp.
Woord van de Heer.
Lekker voor je!
Jakobus en Johannes moeten nogal onstuimig zijn. Daarom noemde Jezus hen “zonen van de donder”. Het is een feit dat er maar weinig momenten zijn waarop Jezus de discipelen “terechtwijst”, zoals hier het geval is. Iemand kwaad toewensen, hoe groot dat kwaad ook is, verdient een serieuze berisping van God. De Heer verlangt niet naar de vernietiging van iemand, zelfs niet van zijn vijanden. Hij verlangt naar herstel, bekering. Dat moet het verlangen van Gods kinderen zijn.
Toegepast op het getrouwde leven:
Martha: Ik heb je al duizend keer gezegd dat je voorzichtiger moet zijn met stoelen. Als ze aan de muur blijven plakken, gaat de verf van de muur af.
Alberto: Oh vrouw! Je bent me de hele dag aan het corrigeren. Doe dit niet, doe dat niet, doe dat ook niet… Wat een pijn!
(Een paar minuten later laat Marta een potje tomaat op de grond vallen en spettert het op de muur en overal om haar heen).
Alberto: (Hij denkt: “Dat is geweldig! Ik ben zo blij! Nu kan ik het in haar gezicht wrijven dat ze niet zo perfect is …. Nee! Dat zou wraak nemen zijn voor mezelf. Ik zou me verheugen in haar kwaad voor mezelf. God wil dat niet. En ik hou heel veel van haar. Arm ding, ze moet een verschrikkelijke tijd hebben, met hoe slecht ze omgaat elke keer als ze een blunder maakt. Ik ga haar opvrolijken en helpen opruimen). Wat een vrouw, wat een pech. Maak je er niet druk om. We maken allemaal fouten. Wees niet boos, het zijn maar spullen en je bent veel meer waard. Laten we het samen opruimen, oké? Maar lijd hier niet onder, het spijt me heel erg om je overstuur te zien….
Marta: Dank je, schat. Je bent hierin een voorbeeld voor mij. Ik vraag de Heer om me te helpen om de volgende keer net zo begripvol tegen je te zijn en het kan me vooral schelen als je het moeilijk hebt.
Moeder,
De Heer is gekomen om te redden en niet om te veroordelen. Door het geloof weten we dat er tussen ons een Liefde is die ons één heeft gemaakt. Mogen we ons hiervan bewust worden. Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.